De afgelopen dagen zoemde het op sociale media over COP30, de klimaattop gepland voor november 2025 in Belém, Brazilië. Het verhaal? Regenwoud wordt gekapt voor een weg om delegates te vervoeren naar een evenement dat CO2-reductie predikt. Dit is geen verzinsel: de Avenida Liberdade, een 13 kilometer lange vierbaansweg nabij Belém, snijdt door beschermd Amazonegebied. Satellietbeelden tonen de schade, en lokale stemmen, zoals die van Claudio Verequete, beklagen het verlies van hun açaí-oogst. De Braziliaanse overheid noemt het “duurzaam” met fietspaden en wildpassages, maar de ironie is stuitend: een klimaattop die natuur sloopt om zichzelf te faciliteren. Dit is slechts het nieuwste hoofdstuk in de hypocriete dans van deze toppen, die weinig opleveren behalve mooie woorden en een forse ecologische voetafdruk.
Klopt het verhaal volledig? Grotendeels wel. De weg is echt, al was het plan ouder (uit 2020) en niet uitsluitend voor COP30 bedoeld. Toch werd het versneld voor de 50.000 verwachte delegates, en de kap – enkele honderden hectares, geen tienduizenden zoals sommige X-posts overdrijven – is onmiskenbaar. Het past perfect in het patroon: van Rio 1992 tot COP29 in 2024, klimaattoppen beloven CO2-reductie, maar de impact blijft mager. Het Parijs-akkoord (2015) mikte op 1,5 à 2 graden opwarming, maar we koersen op 2,5 tot 3 graden, volgens het IPCC. Wereldwijde CO2-uitstoot steeg sinds 1990 met 50%, ondanks alle conferenties. Nederland bijvoorbeeld mikt op 55-60% reductie in 2030, maar haalt waarschijnlijk 50% – optimistisch geschat.
En dan de hypocrisie in cijfers: COP26 (Glasgow, 2021) braakte 102.500 ton CO2-equivalenten uit, vooral door vliegreizen. Dat is meer dan de jaarlijkse uitstoot van Gambia, voor twee weken vergaderen! COP30 zal niet anders zijn: duizenden vluchten, hotels en nu een weg door het regenwoud. Symbolisch is het een klap in het gezicht van het klimaatbeleid. En wat levert het op? Niet-bindende afspraken die landen negeren, terwijl grootvervuilers als China en de VS doorgaan. De weg bij Belém is een tastbare metafoor: we kappen wat we zeggen te redden.
Nu naar de kern: hoe groot is de menselijke impact eigenlijk op het klimaat? Ja, we stoten broeikasgassen uit, en ja, dat versterkt de opwarming. De CO2-concentratie in de atmosfeer is sinds de industriële revolutie gestegen van 280 ppm naar ruim 420 ppm, grotendeels door fossiele brandstoffen. Maar de aarde warmt al miljoenen jaren op en af, gedreven door natuurlijke cycli zoals de Milanković-cycli, zonneactiviteit en vulkaanuitbarstingen. In het verre verleden, bijvoorbeeld na de laatste ijstijd, steeg de temperatuur eerst, gevolgd door CO2-uitstoot uit oceanen – een natuurlijke terugkoppeling. Vandaag is het andersom: onze uitstoot versnelt de opwarming. Toch blijft de menselijke bijdrage relatief beperkt in het grote geheel. Het IPCC schat de klimaatgevoeligheid (temperatuurstijging bij verdubbeling van CO2) op 2,5 tot 4 graden, maar zelfs zonder menselijke inmenging zou het klimaat blijven schommelen. Onze rol is een versterker, geen aanstichter.
Waarom dan die obsessie met CO2-reductie via eindeloze toppen, terwijl andere gevaren amper aandacht krijgen? Nucleaire ontmanteling, bijvoorbeeld – maar dan vooral die van kernwapens. Wereldwijd zijn er nog steeds duizenden kernkoppen operationeel, een erfenis van de Koude Oorlog die elk moment een einde kan maken aan alles wat we kennen. Onderhandelingen tussen landen om tot een wereld zonder kernwapens te komen, zouden bovenaan de agenda moeten staan. Ja, we moeten oude kernreactoren ontmantelen – er zijn er tientallen die wachten op een proces dat decennia duurt en miljarden kost – maar kernenergie zelf hebben we nog nodig. Het is een CO2-arme optie die de energietransitie kan stutten. Fukushima (2011) en Tsjernobyl (1986) herinneren ons aan de risico’s van reactoren, maar de dreiging van kernwapens is van een heel andere orde: totale vernietiging, geen generaties lange vervuiling. Toch blijven klimaattoppen hierover oorverdovend stil.
En dan de wapenproductie. Terwijl politici ons vertellen dat we minder moeten uitstoten, pompen ze miljarden in defensie. De NAVO-landen gaven in 2024 ruim 1.300 miljard dollar uit aan militaire budgetten, een stijging van 10% in één jaar. Wapens produceren – zeker kernwapens – kost grondstoffen, energie en – jawel – CO2. Een F-35 gevechtsvliegtuig heeft tijdens zijn levenscyclus een ecologische voetafdruk van tienduizenden tonnen CO2, en een kernwapen testen of inzetten laat een ecologische en humane ravage achter die niet in statistieken te vangen is. Maar over de milieu-impact van militarisme, laat staan de existentiële dreiging van kernwapens, horen we zelden iets op klimaattoppen. In plaats daarvan krijgen we te horen dat we méér wapens nodig hebben, zeker nu met spanningen in Oekraïne en elders. Triest, inderdaad.
Wat moeten we dan? Stoppen met dat zinloze top-circus en focussen op wat echt telt. Internationale onderhandelingen forceren om kernwapens te ontmantelen, zodat we niet langer met die ultieme tikkende tijdbom leven. Tegelijkertijd oude kerncentrales veilig afbouwen, maar investeren in nieuwe, veilige kernenergie voor de toekomst. Adaptatie prioriteit geven – dijken, waterbeheer, hittebestendige steden – want het klimaat verandert toch wel. En als we CO2 willen aanpakken, laten we dan pragmatisch zijn: meer kernenergie, minder vliegende vergaderingen, en harde afspraken die wél nageleefd worden. De huidige aanpak is een hypocriete bende die meer CO2 spuwt dan bespaart, terwijl de échte dreiging – een wereld met kernwapens – onder de radar blijft. Het wordt tijd dat we ophouden met dansen op de vulkaan en écht prioriteiten stellen.
Steven Arrazola de Oñate
Wie herinnert zich nog de 800 miljard die volgens Mario Draghi nodig is om in Europa de economische transitie te maken en onze welvaart te behouden?
Wel, de 800 miljarden gaan naar wapentuig en militaire infrastuctuur. Nada transitie en welvaart.