De komende weken neem ik jullie mee op een bijzondere reis door het delen van verschillende dagen uit mijn dagboek, rechtstreeks uit mijn nieuwste boek genaamd 'Ooit was ik een soldaat'. In deze blog deel ik fragmenten van mijn ervaringen tijdens mijn tijd als militair in Kandahar, Afghanistan.
5 oktober 2011
Toen ik wakker werd zag ik wat op tegen deze dag. De wekker wekte me reeds om 5u en ik wist dat mijn werkdag er pas zou opzitten om iets na 18u vandaag, omdat ik omstreeks 17u nog een Intel briefing moest geven aan de staff van onze Group. Ik begon deze werkdag zoals steeds met de piloten in te lichten over de dreigingen die ze konden tegenkomen in het specifieke gebied dat ze vandaag mochten bezoeken met onze MI‑17 helikopter. Achteraf besloot ik om kolonel Gusas te vragen of hij een koffie wou drinken in onze Belgische compound. We hadden al wel zijn afscheidsdiner gehad, maar hij zou pas vrijdagmorgen vertrekken en kon ik dus nog wel een koffie met hem drinken. Hij vond dit een goed idee en vervoegde mij naar onze compound. Ik schonk hem de koffie in en we hadden het over zijn terugkeer naar zijn vrouw en kinderen. Hij zei me dat het moeilijkste ging zijn dat hij veel geduld ging moeten hebben met zijn vrouw. Na acht maanden afwezigheid is een gezin immers gewoon te leven zonder de persoon die er zo lang niet was. Wanneer deze persoon dan ineens terug is, is dit dan ook even aanpassen. Hij kon het weten, want hij was al verschillende keren op een lange zending geweest. Hij had onder andere ook al gevlogen in Irak. Ons gesprekje werd jammer genoeg alweer onderbroken door een onnozele raketaanval, maar we gingen naar de bunker en konden daar rustig verder keuvelen.
Nadien gingen we terug naar onze werkplek en begon ik met de voorbereiding van de briefing die ik in de namiddag moest geven. Er was immers heel wat gebeurd de laatste week en dit moest ik dan ook allemaal uitgebreid uit de doeken doen aan onze kolonels. Ik stopte ook een foto in de briefing van de hand van de terrorist die zich gisteren had opgeblazen. Zijn linkerhand hadden we immers enkele tientallen meters verder gevonden. Ik maakte hiervan gebruik om toch een klein mopje in mijn briefing te steken, bij deze foto zei ik immers: “Let’s give him a hand”, wat in het Engels verschillende betekenissen heeft. Hoe beter je Engels spreekt, des te grappiger dat deze mop eigenlijk is. Het duurde even vooraleer de eerste kolonel dit mopje begreep, maar na enkele seconden kreeg iedereen de slappe lach. Ik was trots dat ik ook in het Engels grappig kon zijn. Enkel Napoleon kon niet lachen. Napoleon is de bijnaam die Eddy en ik aan de grote baas van onze Amerikaanse Group hebben gegeven. Hij is evenwel niet bepaald groot, als hij al 1m60 is zal het al veel zijn. Hij dankt deze bijnaam echter niet enkel aan zijn gestalte, maar ook aan zijn gedrag ten aanzien van zijn ondergeschikten. Ik weet niet of de echte Napoleon gevoel voor humor had, maar onze Napoleon allerminst. Vorige week tijdens de briefing had ik de zaal ook al de slappe lach kunnen bezorgen. Napoleon komt immers altijd, zoals het een echte grote baas betaamt, als allerlaatste binnen en dan gaat de rest allemaal rechtstaan tot hij gaat zitten. Hij had evenwel niet gezien dat er deze keer ook een vrouw aanwezig was in de zaal ergens in een hoekje achter zijn troon. Beleefd als ik ben begon ik toen mijn briefing met: “Good afternoon, Lady and Gentlemen”. Toen ik Lady zei keek ik, zoals de etiquette het voorschrijft, naar de dame in het gezelschap. Het probleem was echter dat deze vrouw net schuin achter Napoleon zat en deze dacht dat ik hem zonet Lady had genoemd. Zijn gezicht veranderde van kleur en hij kreeg net geen woede-uitbarsting. Het leek er sterk op dat ik de eerste was die hem ooit zo had genoemd, tenminste dat dacht hij. Heel de zaal zag hoe Napoleon zijn gelaatsuitdrukking veranderde en op dat moment begon iedereen ongelooflijk hard te lachen, de rest had uiteraard wel door dat deze dame zich in de zaal bevond. Na wat gelach kon ik verdergaan met mijn briefing en op het einde bedankte Napoleon mij gelukkig ook. Hij was dus niet boos op mij, of hij liet het alleszins niet merken. Ik zou het dan ook niet bepaald aangenaam vinden moest deze kleine man boos op mij worden. Normaal heb ik geen schrik van kabouters, maar in dit geval is het wel even anders om begrijpelijke redenen.
Steven Arrazola de Oñate
Comments