Ook voor dit artikel baseer ik me voornamelijk op de argumenten en redeneringen uit het boek 'Climate Uncertainty and Risk' van Prof. Judith A. Curry.
Ik wil me beperken tot deze klimatologe met wereldfaam, om niet de indruk te wekken dat ik aan cherry picking doe, en enkel die dingen voorleg waar ik het volledig mee eens ben. Prof. Curry is een autoriteit in haar vak, zit niet in het ene of andere kamp, en ik vind dat wat ze zegt, eerlijk en interessant is. Ook al ben ik het niet altijd volledig met haar eens, u zal merken dat wat zij aanbrengt toch nooit ver afwijkt van wat ik reeds in vorige artikels heb uitgelegd. Al zullen een hoop zaken u bekend in de oren klinken, haar inzichten zijn waardevol omdat haar ervaringen ons een goed beeld geeft van wat zich achter de schermen afspeelt.
In dit artikel heeft zij het om te beginnen over de gevolgen van de enger geworden betekenis van het woord 'klimaatverandering' en de politiek die hieruit volgde.
———————
Binnen het publieke domein circuleert het wijdverspreide verhaal, dat we afstevenen op een klimaatcatastrofe, als we de uitstoot van verbranding van fossiele brandstoffen niet dringend verminderen, of elimineren.
Meerdere functionarissen van de Verenigde Naties (VN) en nationale leiders deden al uitspraken over een directe existentiële dreiging, vermoorden van onze planeet…
In de jaren negentig legden de Verenigde Naties een pad vast, om de gevaarlijke - door de mens veroorzaakte - klimaatverandering, te voorkomen, door de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, met name koolstofdioxide ( CO₂ ), te stabiliseren.
Dat was in het zgn UNFCCC-beleid.
United Nations Framework Convention on Climate Change
Om dit beleid te legitimeren speelt het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) een primaire rol. Het stelt periodieke beoordelingsrapporten op, wat betreft het identificeren van menselijke invloeden op het klimaat, nadelige milieu- en sociaal-economische effecten van klimaatverandering, en stabilisatie van CO₂-concentraties in de atmosfeer. De IPCC-rapporten ondersteunen echter geenszins het concept van een dreigende wereldwijde catastrofe die verband houdt met de opwarming van de aarde.
De meningen zijn erg verdeeld. Een minderheid van de wetenschappers blijft - vaak zeer uitgesproken - aanhanger van de catastrofale scenario’s, net zoals een zeer luidruchtig contingent onder journalisten. Tegelijkertijd zijn er andere wetenschappers die niét verwachten dat de gevolgen alarmerend of catastrofaal zullen zijn, en sommige politici en industriëlen verwerpen dan ook de voorgestelde oplossingen.
De temperatuur- en weerpatronen van de aarde veranderen op natuurlijke wijze over tijdschalen variërend van tientallen tot miljoenen jaren, en ontstaan op twee manieren:
- Door interne factoren: uitwisselingen van energie, water en koolstof tussen de atmosfeer, oceanen, land en ijs, door circulaties in de atmosfeer en de oceaan
- Door externe invloeden, zoals variaties in de energie die van de zon wordt ontvangen, en de effecten van vulkaanuitbarstingen.
Menselijke activiteiten beïnvloeden het klimaat door veranderend landgebruik, en bodembedekking. Mensen veranderen ook de samenstelling van de atmosfeer, door de uitstoot van CO₂ en andere broeikasgassen te verhogen, en door de concentraties van aerosol-deeltjes (fijn stof, zoals roet…) in de atmosfeer te veranderen.
Het UNFCCC heeft ‘klimaatverandering’ geherdefinieerd als
"een verandering van het klimaat, die direct of indirect wordt toegeschreven aan menselijke activiteit, die de samenstelling van de mondiale atmosfeer verandert,
en die bovenop de natuurlijke klimaatvariabiliteit komt.”
Doordat het UNFCCC natuurlijke klimaatverandering uit de publieke discussie heeft gehaald, wordt elke verandering - die in de afgelopen eeuw is waargenomen- ,
toegeschreven aan menselijke emissies… door uitstoot van fossiele brandstoffen.
De nakende klimaatcatastrofe - in het publieke domein routinematig de 'klimaatcrisis' genoemd - wordt bovendien gezien als de dominante oorzaak van huidige en toekomstige maatschappelijke problemen. Alles wat fout gaat, versterkt de overtuiging dat er maar één ding is dat we kunnen doen om maatschappelijke problemen te voorkomen: stoppen met het verbranden van fossiele brandstoffen.
Dit narratief suggereert dat, als we het probleem van de verbranding van fossiele brandstoffen oplossen, de andere problemen ook opgelost zouden zijn. Maar dit is een
geloof dat ons wegleidt, van een dieper onderzoek, naar de ware oorzaken van deze andere problemen. Het eindresultaat is een vernauwing van de standpunten en beleidsopties die we bereid zijn te overwegen, bij het hanteren van complexe zaken,
zoals volksgezondheid, watervoorraden, weerrampen en nationale veiligheid.
Andere ecologische, economische en sociale factoren die deze maatschappelijke problemen beïnvloeden, worden gemarginaliseerd. En meerdere mogelijkheden van de toekomst worden effectief afgesloten, aangezien klimaatvoorspellingen een bepalende invloed hebben op voedselproductie, gezondheid, toerisme en recreatie, menselijke migratie, gewelddadige conflicten, … En zo wordt de toekomst gereduceerd tot klimaat.
Het is wel erg belangrijk te beseffen dat dit catastrofeverhaal NIET wordt ondersteund door de reguliere wetenschap, maar eerder wordt gepropageerd via emotionele betrokkenheid.
Ons begrip van de processen van klimaatvariabiliteit en -verandering is gebaseerd op fundamentele natuurwetten, die zijn verwerkt in tal van theorieën over complexe processen. Deze theorieën worden algemeen aanvaard.
Om te begrijpen hoe de natuur werkt, maakt de wetenschap gebruik van experimenten, waarnemingen, berekeningen en voorspellingen. Wetenschappelijk bewijs bestaat over het algemeen uit observaties en experimentele resultaten. Maar doordat men enorm veel bewerkingen doet op de data, zijn de opnames van klimaatgegevens niet zonder controverse, en zijn de data constant aan herzieningen toe.
Die discrepantie tussen metingen en modellen, factoren die van belang zijn bij dataverzameling, en fouten die daarmee gepaard gaan heb ik al besproken in artikels, vooraan in deze reeks. (Bron 1 - Bron 2 - Bron 3).
Ook de controverse omtrent CO₂ kwam trouwens al aan bod (Bron).
Dat toenemende concentraties van CO₂ in de atmosfeer leiden tot klimaatverandering, is een theorie waarvan het basismechanisme goed wordt begrepen, maar waarvan hoogst onzeker is hoever dit gaat. Dat neemt niet weg dat er onder wetenschappers geen noemenswaardige onenigheid bestaat over een aantal feiten namelijk :
- De gemiddelde oppervlaktetemperaturen op aarde zijn over het algemeen gestegen sinds ongeveer 1860.
- CO₂ heeft infrarood-emissiespectra en warmt de planeet op.
- Door fossiele brandstoffen te verbranden hebben mensen CO₂ toegevoegd aan de atmosfeer.
Hiervoor bestaat sterk wetenschappelijk bewijs, MAAR deze drie feiten vertellen ons, afzonderlijk of gezamenlijk, niet veel over de meest ingrijpende problemen die verband houden met klimaatverandering:
- Of en in welke mate CO₂ en andere door de mens veroorzaakte emissies van grotere betekenis zijn dan natuurlijke klimaatvariabiliteit.
- Hoeveel het klimaat naar verwachting zal wijzigen in de 21e eeuw.
- Of opwarming gevaarlijk is.
- Of het radicaal verminderen van CO₂ emissies het menselijk welzijn in de 21e eeuw wel zullen verbeteren
Dit laatste punt is een kwestie van economie en technologie,
en hangt samen met het antwoord op de eerste vraag.
In de jaren zeventig bepaalde een internationale conferentie in Stockholm de belangrijkste wetenschappelijke problemen die moesten worden opgelost voordat betrouwbare klimaatvoorspellingen mogelijk zouden zijn, en zij concentreerde zich op twee punten.
- Het eerste betrof het onvermogen om de hoeveelheid en het karakter van wolken in de atmosfeer te simuleren. Wolken zijn belangrijk omdat ze de balans bepalen tussen zonneverwarming en infraroodkoeling van de planeet, en daardoor een belangrijke controle hebben over de temperatuur op aarde.
- Het tweede betrof het onvermogen om het gedrag van oceanen te voorspellen, wat belangrijk is voor het transporteren van warmte, veranderende atmosferische circulatiepatronen die wolken beïnvloeden, en de opslag van koolstof.
In de huidige generatie klimaatmodellen, blijven net die simulaties van wolken en oceaancirculaties, primaire bronnen van onzekerheden. Zoals ik al heb aangetoond (Bron) kunnen de IPCC-modellen niet overweg met de inbreng van wolken, en heeft men deze factor dan maar weggelaten. We moeten ook beseffen dat wolken de wildcards zijn van het klimaatsysteem; uiterst onvoorspelbaar en absoluut nog niet voldoende bekend.
In het boek geeft Prof. Curry een opsomming van een reeks belangrijkste hiaten zoals :
- de effecten van de zon,
- natuurlijke veranderlijkheid in grootschalige oceaancirculaties,
- warmte-overdracht van en naar de oceaan,
- waterdamp, wolken,
- de koolstofcyclus van de aarde,
- de dynamiek van de ijskappen …
Als je dit in verrekening brengt, lijkt ‘we own the science’ wel behoorlijk voorbarig.
——————
Terug naar Prof. Curry :
Hoe we de risico's en gevaren van de opwarming van de aarde waarnemen en evalueren, is een complexe kwestie. Er is geen echt objectieve bepaling van het niveau, waarop klimaatverandering gevaarlijk wordt.
Als referentie voor een perfect klimaat nemen het IPCC en het UNFCCC, de periode voorafgaand aan menselijke tussenkomst, de pre-industriële tijd, vóór 1750.
De vraag is of dat wel het klimaat is dat we willen.
Weinigen zouden kiezen voor het pre-industriële klimaat van de achttiende eeuw,
want de Kleine IJstijd was een van de koudste eeuwen van de afgelopen millennia.
Amerika's binnenlandse migratiepatronen weerspiegelen bovendien een waardering van warme winters, en de effecten van de klimaatverandering sinds de jaren zeventig wordt over het algemeen als een verbetering ervaren.
De gevolgen van de klimaatverandering zullen trouwens ook geografisch ongelijk verdeeld zijn, en bij elke wereldwijde of regionale klimaatverandering heb je winnaars en verliezers.
Voor die regio’s die het moeilijk hebben om de bevolking en de landbouw te ondersteunen is een warmer klimaat zelfs wenselijker (bijv. Noord-China, Siberië, Noord-Canada).
In 2010 kwamen regeringen overeen dat emissies moeten worden verminderd, zodat de wereldwijde temperatuurstijgingen worden beperkt tot minder dan 2°C.
Die limiet wordt politiek gebruikt, om de urgentie van acties om de CO2-uitstoot te verminderen, te motiveren.
De wetenschappelijke validiteit van de doelstelling van die 2°C wordt echter in twijfel getrokken. Beleidsmakers beschouwen het als een wetenschappelijke bevinding, en wetenschappers behandelen het als een politiek probleem.
Om waardeoordelen te vermijden, beschrijft het IPCC ‘klimaatverandering’ niet in de context van “gevaarlijk”, maar wordt verwezen naar "redenen tot bezorgdheid".
Het rapport van 2014 formuleert vijf redenen tot bezorgdheid.
- Risico voor unieke en bedreigde systemen (bijv. koraalriffen, tropische berggletsjers, bedreigde diersoorten)
- Risico op extreme weersomstandigheden (bijv. hittegolven, overstromingen, droogtes, bosbranden, orkanen)
- Verschillen in effecten en kwetsbaarheden (bijv. onevenredige schade aan ontwikkelingslanden en de armen)
- Totale schade (d.w.z. netto wereldwijde marktschade)
- Risico's van grootschalige omslagpunten: abrupte overgangen waarop geen terugkeer mogelijk is althans niet binnen een eeuw. Voorbeelden: het instorten van de ijskap, het instorten van de Atlantische circulatie en het vrijkomen van koolstof door het ontdooien van de permafrost (= permanent bevroren ondergrond).
Het IPCC beschouwt elk van deze catastrofes als
ZEER ONWAARSCHIJNLIJK en UITZONDERLIJK ONWAARSCHIJNLIJK..
Het enige omslagpunt dat als waarschijnlijk wordt gezien, is het verdwijnen van het Arctische zee-ijs (Noordpool) in de zomer, dat elke winter wordt hervormd, zelfs onder extreme opwarming-scenario’s.
Eén van de grootste zorgen over klimaatverandering zijn de gevolgen ervan voor extreme gebeurtenissen zoals overstromingen, droogtes, bosbranden en orkanen.
Er is echter weinig bewijs dat de recente opwarming dergelijke gebeurtenissen heeft verergerd - ook dat heb ik besproken. De eerste helft van de twintigste eeuw kende extremer weer dan de tweede helft, en toch blijft men beweren dat antropogene (door de mens veroorzaakte) opwarming de oorzaak is van de klimaatverandering.
De op klimaatmodellen gebaseerde projecties van verslechterende extreme weersomstandigheden vormen geen goede basis om risico's te beoordelen en het beleid te bepalen. We zien immers dat de theorie en de historische gegevens de laatste 100 jaar niet met elkaar overeenkomen.
De perceptie bestaat, dat zware weersomstandigheden, de afgelopen tien jaar, in frequentie en ernst zijn toegenomen. Daar spelen verschillende factoren in mee, waaronder toegenomen bevolking, en het feit dat rijkdom meer geconcentreerd is in kustgebieden en andere ramp-gevoelige regio’s.
Ook is het gedocumenteerd dat veel extreme weersomstandigheden verband houden met natuurlijke klimaatvariabiliteit. In de VS waren extreme weersomstandigheden (bijv. droogtes, hittegolven en orkanen) aanzienlijk erger in de jaren dertig en vijftig.
In het hypothetisch scenario stevenen we af op een klimaat-apocalyps.
In dergelijke scenario's kan een deel van of de hele aarde onbewoonbaar worden als gevolg van extreme temperaturen, zware weersomstandigheden, het onvermogen om gewassen te verbouwen, …
Maar nogmaals: dit catastrofeverhaal wordt niet ondersteund door de reguliere wetenschap, maar wordt eerder gepropageerd via emotionele betrokkenheid.
Het is uiteraard niet uitgesloten dat er in de 21e eeuw iets heel gevaarlijks met het klimaat op aarde kan gebeuren, maar natuurlijke klimaatvariabiliteit - misschien in combinatie met door de mens veroorzaakte klimaatverandering - kan een waarschijnlijker bron van ongewenste verandering zijn dan alleen menselijke oorzaken.
Maar natuurlijke gebeurtenissen worden pas catastrofes wanneer de bevolking groot en onvoorbereid is, infrastructuur wordt blootgelegd en mensen hebben geknoeid met ecosystemen die een natuurlijke veiligheidsbarrière vormen (bijvoorbeeld ontbossing, drooglegging van wetlands, vernietiging van mangroven aan de kust).
Luk Adang
Dat de mens een bijdrage heeft dat zal wel degelijk zo zijn. Sinds de stoommachine, omstreeks 1698, wat gepaard ging/gaat met steenkoolverbranding en waar steeds meer machines zijn bijgekomen en vooral steeds meer mensen die allemaal deelgenoot wensen te zijn van de technologische voortgang, wordt er sindsdien alleen maar meer afval uitgestoten en gestort etc. Mogelijk is de opwarming minder snel gegaan in de afgelopen 2 eeuwen door een paar gigantische vulkaanuitbarstingen. Alles zal wel zijn deel bijdragen in het min of meer opwarmen van de aarde incluis het zeewater. Er is altijd meer aan de hand dan wij kunnen vermoeden met het onderaardse en bovenaardse deel. Neemt niet weg, dat ook al kan niemand het exact weten noch voorspellen…
Gelukkig nog een stukje gevonden maar ze nemen toch alles dat hun niet goed uitkomt weer weg .
"Veel wetenschappers weten dat de aarde juist afkoelt van meer CO2 in de atmosfeer. Ook dat de atmosfeer vaker veel meer CO2 heeft opgenomen, zonder desastreuze gevolgen. Het zogenaamde broeikasgas zorgt voor afkoeling, niet voor opwarming, en houdt juist de opwarming door de toename van zonneuitstoot wat tegen. Maar hier is politiek gebruik van gemaakt door met name Al Gore in zijn documentaire ‘an unconvenient truth’. Een groeiend aantal wetenschappers en onafhankelijke geesten durven dit openlijk tegen te spreken, en er is juist vooral behoefte aan een echte open diepgaande discussie en meer onderzoek inzake de ware toedracht van klimaatveranderingen i.p.v. het…