Na de Tweede Wereldoorlog bevonden we ons in een nieuwe geopolitieke era die bekend staat als de Koude Oorlog. Deze periode was gekenmerkt door een diepgaand conflict tussen twee ideologische grootmachten: het Kapitalisme, vertegenwoordigd door het Westen, en het Communisme, belichaamd door de Sovjet-Unie en haar satellietstaten. De wereld werd verdeeld door wat we nu kennen als het IJzeren Gordijn, een symbolische scheidingslijn tussen Oost en West. Toen het IJzeren Gordijn uiteindelijk viel en de Sovjet-Unie uiteen viel, leek het erop dat het Vrije Westen had gezegevierd en het Kapitalisme had overwonnen. De euforie die heerste in het begin van de jaren 90 was begrijpelijk, en velen geloofden dat een nieuw tijdperk van vrijheid en welvaart was aangebroken. Het donkere spook van de Koude Oorlog leek verslagen, en we hoopten op een wereld waarin mensen als vrije burgers konden leven.
Echter, iets meer dan 30 jaar later werpt de vraag zich op of de euforie die destijds werd gevoeld wel zo terecht was. De wereld is veranderd, en nieuwe uitdagingen en spanningen zijn opgedoken. Het geopolitieke landschap is complexer geworden, met opkomende grootmachten en hernieuwde rivaliteit tussen Oost en West. De belofte van volledige vrijheid en welvaart is voor velen niet volledig gerealiseerd, en er zijn nog steeds diepgaande sociale, economische en politieke kwesties die de wereldwijde gemeenschap uitdagen. Het is een herinnering dat de geschiedenis zich voortdurend ontwikkelt en dat euforie niet altijd synoniem is met duurzame vooruitgang. In dit artikel onderzoek ik of het Communisme daadwerkelijk is geëindigd in de hedendaagse context en stel ik tevens de vraag of de euforie die we ervoeren in het begin van de jaren 90 wel gerechtvaardigd was.
De afgelopen jaren maakte de politiek, over de partijgrenzen heen, geen al te beste beurt. Dagdagelijks verzeilen de discussies in oeverloze praatbarakken maar echte veranderingen blijven uit. De pijlers die ons land sterk maakten, hard werken en voor jezelf zorgen, zijn er niet meer. We rekenen voor alles op onze overheid. Het is daarnaast zeer duidelijk dat het huidige politieke bestel moeilijk om kan met het gegeven “crisis”. Particratie en extreem korte termijn denken verlamt het hele beleidsgebeuren. Angst om toch maar controle te verliezen, leidt ertoe dat ook de partijen van het middenveld behoorlijk ondemocratisch beleid aanhouden en eigenlijk geen weg terug meer schijnen te vinden. Politici worden steeds wereldvreemder, en missen duidelijk praktijk – en werkervaring. Het ontbreekt de politici daarbij ook aan visie en aan daadkracht, precies omdat hun hele bestaan vasthangt met krampachtig vasthouden aan het beleid.
Volgens mij is de klassieke tegenstelling tussen links en rechts, tussen arbeid en kapitaal totaal irrelevant geworden. De huidige Belgische politieke partijen hebben dit echter nog niet begrepen. Let op, het werk dat deze partijen in de 19de en 20ste eeuw hebben geleverd was zeer belangrijk. De socialisten kwamen zeer terecht op voor de rechten van de arbeiders. Zij werden inderdaad compleet uitgebuit en het was absoluut noodzakelijk dat er sociale rechten kwamen. De liberalen vormden een heel goed tegengewicht om mensen die kapitaal hadden opgebouwd te vrijwaren, want we wilden ook niet evolueren naar een communistisch systeem waar privébezit werd afgeschaft. Wie een objectieve analyse maakt van wat de laatste 30 jaar speelt, zal moeten erkennen dat dit nochtans exact is wat er nu aan het gebeuren is. Door de massale geldcreatie van de laatste decennia is ons geld eigenlijk niets meer waard. De teller staat, alleen al de afgelopen twee jaar, al op 3000 miljard nieuwe euro’s. Zelfs een blinde had kunnen zien dat dit tot enorme inflatie zou leiden. De meeste Westerse landen zijn nagenoeg failliet. Dit systeem is niet meer houdbaar en staat op ontploffen.
Daarnaast is de kloof tussen de superrijken en de rest van de wereld onmiskenbaar een zorgwekkend fenomeen. Het is zelfs meer dan zorgwekkend, het is ronduit ontmoedigend om te bedenken dat de acht rijkste mensen op onze planeet evenveel vermogen bezitten als de helft van de wereldbevolking. Deze statistiek is als een onverbiddelijke weerspiegeling van een ongelijke realiteit die we niet langer kunnen negeren.
Deze ongelijkheid is niet alleen economisch van aard, maar heeft ook een diepgaande invloed op de politieke en sociale structuren van onze wereld. De macht die deze kleine elite uitoefent, gaat verder dan de grenzen van natiestaten. Ze hebben de middelen en de invloed om landen en zelfs internationale organisaties te sturen in de richting die hun belangen dient. Dit is verre van gezond voor onze samenlevingen en roept terecht vragen op over de richting die we opgaan. Het probleem ligt niet in het idee van een vrije markt, maar in de manier waarop deze markt is geëvolueerd. Wat we nu zien, is een schaduwzijde van het kapitalisme, waar een selecte groep individuen steeds rijker wordt ten koste van de gemiddelde burger.
Een interessant punt dat velen over het hoofd zien, is dat we wereldwijd ongemerkt zijn afgedwaald naar wat je een 'neocommunistisch' systeem zou kunnen noemen. In dit systeem bezit een kleine elite de controle over enorme rijkdom en middelen, terwijl de rest van de bevolking steeds meer afhankelijk wordt van overheidssteun en subsidies om te overleven. Dit is niet de vrijheid en welvaart die ons was beloofd. Decennia geleden kon een gezin in ons land met één inkomen rondkomen, maar vandaag de dag zijn twee inkomens vaak niet genoeg om de eindjes aan elkaar te knopen. De ongelijkheid groeit gestaag en er lijkt geen einde aan te komen.
Als we het eenvoudig willen verwoorden, kunnen we stellen dat kapitalisme het individu de vrijheid geeft om beslissingen te nemen en zaken te regelen binnen de kaders van een rechtsstaat met minimale beperkingen. In het communisme daarentegen, neemt de overheid vrijwel alle economische en sociale beslissingen, waarbij de staat een dominante rol speelt. Beide systemen hebben nooit in hun zuiverste vorm bestaan. Het gezonde verstand vertelt ons dat een compromis tussen deze extremen waarschijnlijk het meest levensvatbaar is. Er zijn situaties waarin de overheid essentieel is, zoals bij de ontwikkeling van verkeersinfrastructuur, en er zijn momenten waarop persoonlijke keuzes van het individu het beste zijn, waarbij de overheid zich terughoudend moet opstellen.
Het vinden van het juiste evenwicht is echter een uitdaging waar we blijkbaar moeite mee hebben. De exacte locatie van dit evenwicht is moeilijk te bepalen, zowel voor mij als voor anderen die beweren het te weten. Dit is een complexe vraag waar we gezamenlijk serieus over moeten nadenken. Ondanks de onzekerheid lijkt het verstandig om extremen te vermijden, zoals vaak in het leven.
Een vraag waarop we echter wel een tamelijk nauwkeurig antwoord kunnen vinden, is: waar staat onze Belgische/Vlaamse samenleving momenteel tussen deze twee uitersten? We kunnen dit onderzoeken door te kijken naar hoe ons verdiende geld wordt besteed en wie daarover beslist. We hebben twee relevante aanknopingspunten. In België consumeert de overheid ongeveer 50% van het bruto binnenlands product, wat een bedrag van ongeveer 300 miljard euro per jaar betekent. Dit is een aanzienlijke som geld, maar het lijkt niet evenredig veel resultaten op te leveren. Dit gegeven is belangrijk, maar het geeft niet het volledige beeld van de individuele situatie van de werkende burger. Om de individuele situatie beter te begrijpen, moeten we weten hoeveel van ons inkomen door de overheid wordt afgenomen, en hoeveel we dus vrij kunnen besteden volgens onze eigen keuzes. Dit cijfer is paradoxaal genoeg moeilijk te berekenen en varieert per persoon.
Naast de inkomstenbelasting zijn er tal van andere belastingen en heffingen, zoals de btw op goederen en diensten, het kadastraal inkomen, verkeersbelasting, provinciebelasting, accijnzen op producten zoals brandstof, tabak en alcohol, evenals de kosten die we dragen voor regelgeving bijvoorbeeld bij de bouw van een huis. Ook overheidsdocumenten en diensten vereisen extra kosten, zelfs wanneer ze verplicht zijn. Als we deze kosten meetellen, kan een beter verdienende Belg al snel tot 75% van zijn inkomen zien verdwijnen in directe en indirecte belastingen.
Dit betekent dat de overheid voor bijna driekwart bepaalt wat er met ons inkomen gebeurt, en dat we slechts over de overige 25% vrij kunnen beschikken. Dit plaatst ons duidelijk in een sterk 'etatistisch' of 'communistisch' systeem, aangezien we niet verder kunnen gaan dan 75%. Het lijkt dus opnieuw op een vorm van neo-communisme, zij het zonder de geheime politie en strafkampen. We moeten ons daarover echter geen illusies maken: politiek en economie volgen elkaar onverbiddelijk.
De oplossing ligt, volgens mij, niet in het omarmen van onpraktische internationale plannen, maar in het herwaarderen van de kracht van lokale gemeenschappen en economieën. Politieke beslissingen moeten weer dichter bij de mensen worden genomen, in de straten en pleinen van onze eigen steden en dorpen. We moeten niet langer toestaan dat internationale organisaties, die vaak het contact met de realiteit hebben verloren, onze toekomst bepalen.
Ik ben daarom van mening dat de uitdagingen waar we momenteel voor staan het beste op lokaal niveau kunnen worden aangepakt, waar gemeenschappen hun diepgaande betrokkenheid en kennis kunnen inzetten. Het herstel van onze economieën vereist een sterke nadruk op duurzaamheid en een eerlijke verdeling van welvaart. We moeten ook waken over onze vrijheden en privacy, en voorkomen dat deze worden beperkt door degenen die alleen uit zijn op macht en rijkdom. We moeten stappen ondernemen om minder afhankelijk te zijn van andere landen in alle aspecten, met inbegrip van het terugbrengen van productie uit het buitenland en het werken aan zelfvoorzienende energieoplossingen.
Het is overduidelijk dat als we niet snel en ingrijpend veranderen, we rechtstreeks op een pad naar economische achteruitgang en verarming terechtkomen. Zowel op nationaal als internationaal niveau lijken we steeds verder op te schuiven naar een neocommunistisch model, en dit brengt aanzienlijke risico's met zich mee. John Adams schreef meer dan 200 jaar geleden al de volgende woorden:“But a Constitution of Government once changed from Freedom, can never be restored. Liberty, once lost, is lost forever.” Deze woorden zijn nog steeds relevant, en we moeten dit goed begrijpen en daar ook naar handelen.
Steven Arrazola de Oñate
Zowel het communisme als het democratische systeem is goed zolang er maar geen mensen bij gemoeid zijn. Het zal nooit wat worden omdat de ene met een hoger IQ geboren wordt en de ander met meer handelsdrift en een ander weer met een sociale inborst. Hoeveel filosofen zijn er al geweest na Socrates, Plat en Aristoteles en allemaal hadden ze een bepaald beeld van de mens en maatschappij voor ogen. Hoeveel filosofen spreken elkaar tegen en weten het beter en na al die duizenden jaren is er nog steeds geen maatschappij die perfect is. Kortom, het zal nooit wat worden en de enige oplossing is een symbiose van communisme en democratie waarin er zoveel mogelijk geprobeerd wordt de mens van…
Al deze bedenkingen zijn natuurlijk pertinent. Maar het grote probleem is dat elk initiatief moet komen van de overheid. En daar ligt het eigenlijke probleem. De overheid wil haar macht niet meer afstaan of zelfs niet meer beperken. Integendeel, de machtshebbers hebben kunnen vaststellen dat, wanneer zij alsmaar meer macht naar zich toetrekken, er zeer weinig weerwerk is. Bovendien kiezen de mensen blijkbaar altijd weer voor dezelfde machtsgeile partijen. Er moet dus niet veel gehoopt worden op enige verandering in de goede zin. De situatie zal een groter aantal mensen moeten treffen alvorens de zwijgende meerderheid zich begint te roeren. Bovendien wordt de macht van de overheid met mondjesmaat vergroot (zie de kikker in de waterpan op het vuur....), zodanig…
Beste Steven,
Volgens mij kom je hier tot de kern van vele of misschien wel de meeste actuele problemen.
Meer en meer zijn we afhankelijk geworden van de politiek en dat zowel op geopolitiek als op locaal niveau, terwijl tegelijkertijd onze impact, of beter nog, de impact van de massa op dat politiek gebeuren sterk is teruggedrongen.
De malaise in de Belgische politiek en die van vele Westerse landen is dan ook niet moeilijk te verklaren.
Alles draait om het geld, zegt de klassieke wijsheid, en dat lijkt spijtig genoeg meer waar dan ooit. Niet alleen omwille van een extreme kloof tussen rijk en arm maar ook omwille van talloze weinig democratische instanties die middelen kanaliseren naar politieke impact.
Alleen…